Mag de samenleving besluiten om sommige vrouwen tijdelijk te verplichten tot anticonceptie? Deze vraag bestaat al lang. Een voor iedereen bevredigend antwoord zal er nooit komen, maar het probleem is daarmee niet de wereld uit. Het probleem is: altijd weer worden er kinderen geboren die een zeer slecht leven tegemoet dreigen te gaan omdat de moeder (en/of de vader) een kind absoluut niet de zorg kan bieden die het nodig heeft. Dat is wreed voor zo’n kind – het is beter dat te voorkomen.
Gezamenlijk zoeken
Keiharde voorstanders van gedwongen anticonceptie zijn er nauwelijks; logisch, want je tast er een basaal ‘recht’ mee aan. Keiharde tegenstanders zijn er vele. Bij dit onderwerp geldt uiteraard niet ‘de meeste stemmen gelden’. Hier ligt voor de samenleving de uitdaging te komen tot een weloverwogen besluit, zoals dat in Nederland uiteindelijk ook gebeurde rond levenskwesties als abortus en euthanasie. Dus: niet net doen of het niet bestaat, maar de problematiek erkennen, en gezamenlijk zoeken naar een manier ermee om te gaan.
De discussie over dit onderwerp werd eind oktober 2020 nieuw leven ingeblazen door een petitie die de ‘Beraadgroep verplichte anticonceptie’ aanbood aan de Tweede Kamer. Drijvende kracht hierachter is oud-kinderrechter Cees de Groot. Zijn pleidooi voor gedwongen anticonceptie (dus niet: sterilisatie) in zeer bijzondere omstandigheden uitte hij ook begin 2017 al eens, wat toen verder weinig gevolgen had. Al in 2002 kwam de Gezondheidsraad met het rapport “Anticonceptie voor mensen met een verstandelijke handicap“.
Mensenrechten?
De vraag is dus of een samenleving een vrouw tijdelijk het ‘recht’ kan ontzeggen om zwanger te worden. Hier zou sprake zijn van een grondrecht of een mensenrecht, vastgelegd in wetgeving. Maar dan wordt alleen gekeken naar het recht van de vrouw om wel of niet zwanger te raken. Niet wordt gekeken naar het recht dat iedere baby heeft op goede verzorging. Kern van het probleem is nu juist dat het gaat om situaties waarbij dat recht op basale verzorging vrijwel zeker geschonden zal worden.
Hier kan tegenin worden gebracht dat een pas geboren kind ook door anderen kan worden opgevangen en opgevoed. Dat gebeurt in de praktijk ook veel – hier is geen probleem. Wel is er een groot probleem als de moeder het kind niet uit handen wil geven of niet eens op het idee komt om dat te doen. Of, het allerergste, de handen geheel van de boreling aftrekt. Dit soort zaken doet zich voor bij onder meer ernstig verslaafden of hevige psychische gestoordheid; ook wel bij zwaar verstandelijke beperktheid, maar zo iemand is doorgaans toch al omringd door zorg.
Kind afpakken
Bij ernstige verwaarlozing van kinderen mogen ouders uit de ouderlijke macht worden ontzet, of komt er een uithuisplaatsing. Dat is al lang de praktijk en wettelijk geregeld. In feite wordt dan een kind ‘afgepakt’ van de ouders, en bij recidive kan dat ook al kort na de geboorte. Hiervoor bestaat brede acceptatie. Nu dringt zich deze vraag op: waarom mag wel een pas geboren kind worden afgepakt van de moeder, maar mocht niet worden voorkomen dat zij zwanger raakte?
Het direct weghalen van een kind bij een moeder (en/of vader) die evident niet goed voor het kind kan (of wil!) zorgen, kan de redding van een kind betekenen. Helaas gaat dat niet altijd zo. Te vaak wordt pas na vele maanden of zelfs jaren geconstateerd dat er een kind in nood is. Dan is er al veel leed geschied: er is een grote kans dat het kind, door fysieke of geestelijke verwaarlozing, nooit meer zal kunnen opgroeien tot een gezonde volwassene. Dat is miserabel voor dat kind en schadelijk voor de samenleving.
Onmachtig of onverschillig
Een helder standpunt in deze kwestie is lastig, maar duidelijk is dat de samenleving het hierover moet hebben. Complicerend daarbij is dat de discussie vertroebeld kan raken vanuit extreme posities. Eén zo’n positie is dat hier niet zozeer sprake is van ‘mensenrechten’, maar dat ‘de mens’ hier zou treden in ‘gods wil’. Ofwel: hoe verhouden orthodox-religieuze standpunten zich tot recht en wet.
Een andere extreme positie beziet niet slechts onmachtige ouders, maar ook onverschillige moeders: in casu de vrouwen die ‘gewoon’ blijven roken of drinken tijdens een zwangerschap. Gevolg zal zijn een kind met hersenschade en zwakke gezondheid, en dus levenslang problemen voor kind én samenleving. Wenselijk is dat zo’n zwangerschap niet ontstaat, maar is dat te voorkomen?
Vrijheden nu ook al beperkt
De Nederlandse wet kent reeds bepalingen om zekere zwangerschappen te voorkomen: die tussen bloedverwanten (broer en zus). Zij mogen niet met elkaar trouwen. Niet wegens het risico dat een kind slecht verzorgd zou worden, maar omdat het risico op een genetisch defect dan groot is. In wezen een eugenetisch argument. Logischerwijs zou dit argument ook kunnen gelden bij voortplanting van mensen met een ernstige erfelijke ziekte. Hier geldt echter alleen een goede informatievoorziening en optionele prenatale screening en prevaleert de individuele vrijheid van partners boven het belang van een kind en de samenleving.
Meer informatie over dit onderwerp bij In Casu Magazine, met veel verwijzingen, onder meer naar gerechtelijke bepalingen.