Het opbouwen en in stand houden van een prettige samenleving is een voortgaand proces. Voortdurend ontstaan nieuwe inzichten, verschuiven waarden en veranderen normen. Welke ankerpunten geven houvast?

Basisbehoeften

Voor een beschaafde samenleving moet aan zekere basisbehoeften zijn voldaan. Voor iedereen hoort er in beginsel voeding en onderdak te zijn, veiligheid en gezondheidszorg, onderwijs en de mogelijkheid zich te ontplooien, zodat ieder een nuttige en (ook financieel) gewaardeerde bijdrage aan de samenleving kan leveren.

Basisprincipes

Regels over fysiek verkeer dienen door allen te worden gevolgd, of straffe van chaos. Regels voor maatschappelijk verkeer – en een persoonlijk te kiezen levenswijze – mogen veel variaties kennen. Al moet er wel overeenstemming zijn over enkele basale principes. Zoals:
– respect voor elkaars leven, veiligheid en opvattingen
– vrijheid van denken, en van levenswijze of religie
– vrijheid van meningsuiting, met eerdergenoemd respect
– vrijheid van gedrag, zeker binnenshuis
– verantwoordelijkheid voor elkaar, in het klein en het groot

Is dit alles? Nee, er is natuurlijk meer, al dreigt er soms ook minder.
In de westerse wereld geldt vrijheid van gedachten en meningsvorming als een absolute eis. Voor streng-religieuzen geldt dit soms minder; voor hen gaat gehoorzaamheid aan religieuze wetten boven alles, wat vrijwel onvermijdelijk tot wrijving zal leiden. De vrijheid tot een eigen levensstijl kan problematisch zijn binnen een dichtbevolkte samenleving. Wanneer is gedrag ongewenst, onaanvaardbaar, crimineel?

Hoe absoluut mag het zijn?

Hoe absoluut moet de vrijheid van meningsuiting zijn? Hoe en waar mag die toch worden beperkt? Bijvoorbeeld: bestaat er een vrijheid tot beledigen, vernederen of verdachtmakerij? Laster en smaad zijn bij wet verboden.

En hoe absoluut moet vrijheid van religie zijn? Mag die worden beperkt indien religieus gedrag maatschappelijke consequenties heeft die door anderen als zeer ongewenst of zelfs bedreigend worden ervaren? Bijvoorbeeld: afgedwongen zondagsrust, negeren van het rechtssysteem, minachting van bepaalde groepen (discriminatie) of zelfs vijandigheid jegens anders-gelovigen.

Hoe absoluut mag de vrijheid van maatschappelijk en economisch handelen zijn? Liggen die grenzen uitsluitend bij oplichterij en misleiding? Of mogen ongewenste maatschappelijke consequenties, zoals zeer grote ongelijkheid, ook leiden tot beperkingen? Voorbeeld: wangedrag door banken die ‘te groot zijn om te falen’ of vrije en daardoor extreme prijsvorming voor medicijnen door monopolisten.

Welke ankerpunten zijn er nog meer, en hoe universeel zijn die? Reageer desgewenst hieronder.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.